Côme Lequin (Vannes, 1989) vit et travaille à Bruxelles, qu’il envisage comme un atelier géant. Dans sa pratique, il met en place des protocoles de création qu’il éprouve la plupart du temps dans la ville et qui donnent naissance à des œuvres entre arts plastiques et performances. La série de gravures La Peau de l'ours illustre parfaitement sa démarche expérimentale, une technique qu’il réinvente en se servant du seul mouvement de son corps comme outil d’impression. Car Côme utilise des semelles en métal comme matrices de ses gravures portant la trace de ses trajets quotidiens, notamment entre son domicile et son atelier. Il se sert ainsi de ses trajets fonctionnels pour réaliser ses créations, questionnant le rapport entre art et productivité. « Marcher pour produire plus. Marcher pour se rendre quelque part. Marcher vite, pour ne pas arriver en retard » raconte l’artiste. C’est aussi « cette frontière de plus en plus floue entre le monde du travail et celui de la vie privée que j’interroge » précise-t-il. Poussant le principe plus loin encore, il répertorie, depuis plusieurs années, tous ses déplacements tel un historien de l’insignifiant.
Côme joue de l’absurdité de ses protocoles, dans une démarche quasiment surréaliste rappelant un Marcel Broodthaers. Récoltés pendant le premier confinement, les 13 contenants hermétiques d’Aires de Côme s’inscrivent dans le même registre de l’absurde. Les échantillons d’air « sous covid 19 » capturés par l’artiste et ses proches sont comme une archive vivante d’une période aussi étrange qu’inquiétante de notre histoire. Comme tout ce qu’entreprend l’artiste, ils répondent à une soif du subversif dans un monde où est contrôlé, banalisé, rationnalisé.
Côme Lequin (Vannes, 1989) lives and works in Brussels, which he considers his giant workshop. His work is both visual and performance based, and is created from his experiences in the city. The series of engravings La Peau de l'ours perfectly illustrates his experimental approach, and is a technique of his own invention using his body movement as a printing tool. Côme uses metal soles on his shoes as casts for his engravings, bearing the trace of his daily journeys, notably between his home and his studio. His functional journeys become his creations, questioning the relationship between art and productivity. "Walking to produce more. Walk to get somewhere. To walk fast, not to arrive late" says the artist. It is also "this increasingly blurred border between the world of work and that of private life that I question" he says. Pushing the principle even further, he catalogues all his movements going back several years, like an historian of the insignificant.
Côme plays with the absurdity of his rituals, in an almost surrealist approach reminiscent of Marcel Broodthaers. Collected during the first lockdown, the 13 airtight containers of Aires de Côme are in the same realm of the absurd. The air samples "Under Covid 19" captured by the artist and his relatives are like a living archive of a period in our history that is as strange as it is disturbing. Like everything the artist undertakes, they respond to a thirst for subversion in a world that is controlled, trivialized and rationalized.
Côme Lequin (Vannes, 1989) woont en werkt in Brussel, dat hij beschouwt als een gigantisch atelier. In zijn artistieke praktijk stelt hij creatieve protocollen op die hij meestal in de stad uitprobeert en waaruit werken ontspruiten tussen beeldende kunst en performancekunst in. De reeks etsen La Peau de l'ours is een perfecte illustratie van zijn experimentele aanpak waarin hij de etstechniek heruitvindt door alleen de beweging van zijn lichaam als drukmiddel in te zetten. Als persvormen voor zijn etsen gebruikt Côme immers metalen zolen die de sporen dragen van zijn dagelijkse verplaatsingen tussen zijn huis en atelier. Hij bedient zich dus van zijn woon-werkverkeer om zijn creaties te maken, waarbij hij de relatie tussen kunst en productiviteit in vraag stelt. “Stappen om meer te produceren. Stappen om ergens naartoe te gaan. Snel stappen om niet te laat te komen.” Het is ook “deze steeds vager wordende grens tussen de wereld van het werk en die van het privéleven die ik onderzoek”, voegt hij eraan toe. Dit principe trekt hij nog verder door, want sinds enkele jaren houdt hij al zijn verplaatsingen bij, als een historicus van het onbeduidende.
Côme speelt met de absurditeit van zijn protocollen, in een bijna surrealistische benadering die doet denken aan Marcel Broodthaers. De dertien hermetisch afgesloten recipiënten van Aires de Côme zijn verzameld tijdens de eerste lockdown en sluiten aan bij hetzelfde register van absurditeit. De luchtmonsters die de kunstenaar en zijn familieleden “onder covid-19” hebben genomen, vormen als het ware een levend archief van een even vreemde als verontrustende periode in onze geschiedenis. Zoals alles wat de kunstenaar doet, beantwoorden ze aan een hang naar het subversieve in een wereld die gecontroleerd, gebagatelliseerd en gerationaliseerd wordt.