Dans son travail photographique, Téo Becher (Nancy, 1991) s’intéresse à la relation entre nature et culture. Il se sert de la photographie pour saisir le potentiel narratif de territoires dont il dévoile à la fois les ambiances enchanteresses et leur indéfectible lien avec l’occupation humaine. Après le projet Charbon blanc, à travers lequel il s’intéresse à la présence de l’industrie de l’aluminium dans la vallée de la Maurienne en Savoie, le photographe quitte le domaine du documentaire pour adopter une approche plus formelle du paysage.
La Forêt de Soignes est au centre de sa nouvelle série intitulée Hercynienne où il convoque un dialogue entre la part encore sauvage de la forêt, sachant qu’elle faisait partie de l’une des forêts primaires d’Europe de l’ouest (la forêt hercynienne), et la présence contrôlée de l’être humain dans cette nature aux abords de Bruxelles. Dans la forêt, Téo décèle les éléments d’un langage formel qui traduisent cette ambivalence. Par l’intermédiaire de filtres de couleur et de caches fait main, dont il se sert dans l’antre de la chambre noire, il redirige notre regard vers des détails habituellement noyés dans le flou du paysage. Le photographe a conservé un rapport très artisanal à la photographie, et ne travaille plus qu’à l’argentique, recouvrant une relation physique à un médium aujourd’hui dématérialisé. Sans retenue, l’artiste s’approprie la nature par la couleur et la forme. Et s’interroge : dans quelle mesure notre perception de la nature est-elle conditionnée par des habitudes visuelles liées à notre éducation et aux codes d’une culture occidentale déconnectée de celle-ci ?
Téo Becher (Nancy, 1991) is interested in the relationship between nature and culture. He uses photography to capture the narrative potential of territories, revealing both their enchanting qualities and their indestructible link with human occupation. After his Charbon blanc project, through which he examined the presence of the aluminium industry in the Maurienne valley in Savoie, the photographer left documentary making to adopt a more formal approach to landscape.
The Forêt de Soignes is the focus of his new series entitled Hercynienne. He examines the contrast between the still-wild part of the forest (previously the Hercynian forest, part of the key Western European forests) and the controlled presence of humans within it, on the outskirts of Brussels. In the forest, Téo translates this ambivalence into a more formal visual language using colour filters and overlays employed in the darkroom. He redirects our gaze towards details usually drowned in the blur of the landscape. With an artisanal approach, he works with film in order to retain a more tactile relationship with the medium. He appropriates nature without restraint, through colour and form, and asks to what extent is our perception of nature conditioned by the visual conventions of education and the codes of a Western culture disconnected from it ?
In zijn fotografisch werk is Téo Becher (Nancy, 1991) geïnteresseerd in de relatie tussen natuur en cultuur. Hij gebruikt fotografie om het narratieve potentieel van gebieden vast te leggen, waarbij hij zowel hun betoverende sfeer als hun onbreekbare band met de menselijke inbeslagname onthult. Na het project Charbon blanc, waarmee hij de aanwezigheid van de aluminiumindustrie in de Maurienne-vallei in de Savoie onderzocht, verlaat de fotograaf het domein van de documentaire om te opteren voor een meer formele benadering van het landschap.
In zijn nieuwe reeks, Hercynienne, staat het Zoniënwoud centraal. Daarin roept hij op tot een dialoog tussen het nog wilde deel van het bos, in de wetenschap dat het deel uitmaakte van een van de oerbossen van West-Europa (het Hercynische Woud), en de gecontroleerde aanwezigheid van de mens in deze natuur aan de rand van Brussel. In het woud zoekt Téo elementen van een vormtaal die deze ambivalentie vertalen. Door middel van de kleurenfilters en handgemaakte fotomaskers die hij in de donkere kamer gebruikt, richt hij onze blik op details die gewoonlijk verdrinken in de vaagheid van het landschap. De fotograaf heeft een zeer ambachtelijke relatie met fotografie behouden, en werkt nu alleen met zilverfilm, waarbij hij een fysieke relatie herstelt met een medium dat nu onstoffelijk is geworden. Zonder terughoudendheid eigent de kunstenaar zich door middel van kleur en vorm de natuur toe. En hij vraagt zich af in hoeverre onze perceptie van de natuur geconditioneerd is door visuele gewoonten die verband houden met onze opvoeding en met de codes van een westerse cultuur die ervan ontkoppeld is.